Iedereen kent wel het proces van Neurenberg, waarin diverse nazikopstukken vervolgd en veroordeeld werden. Maar niet alleen de nazi's moesten eraan geloven: ook de Japanners kregen er na de Tweede Wereldoorlog tijdens een soortgelijk proces van langs. Vooral in Nederland is het proces een onderbelichte historische gebeurtenis, terwijl we wel degelijk een rol van belang speelden. Daarom moet regisseur Pieter Verhoeff gedacht hebben: dat leent zich voor een verfilming. Zodoende dat we nu kunnen genieten van een wonderlijk vormgegeven geheel dat zich voorzichtig tussen documentaire en fictie begeeft.
In eerste instantie is Tokyo Trial - en dat is een erg belangrijke overweging waardoor we de nodige vraagtekens zouden kunnen stellen bij de film - uitgebracht als een miniserie. Die kun je momenteel nog steeds kijken op Netflix, waar je in vier afleveringen van drie kwartier een stuk uitgebreidere versie van het verhaal te zien krijgt; met meer wendingen en rustiger opgebouwd. Waarom precies gedacht werd dat het een goed plan zou zijn om hetzelfde verhaal in pakweg twee uur te vertellen, is niet helemaal duidelijk, al zie je wel dat regisseur Verhoeff iets gespeeld heeft met het verhaal en een andere invalshoek hanteert.
Het is 1946 als de Nederlandse rechter Bert Röling aankomt in Tokio. De Nederlandse regering had zeggenschap tijdens het proces tegen Japanse oorlogsmisdadigers, vanwege de gevechten die de Japanners in Indië met de Nederlanders waren aangegaan. En dus mocht een rechter ons land vertegenwoordigen tijdens het tribunaal waarin de verdachten terecht stonden. Het idee van de nog onervaren Röling was om die Jappen wel even een lesje te leren. Maar de werkelijkheid was natuurlijk heel anders en een stuk complexer dan gewoon het veroordelen van wat mensen.
Er waren in totaal elf rechters die tot een oordeel moesten komen in het proces. Daarin speelden diverse politieke belangen een rol, waarbij sommige collega's het minder nauw met het idee van rechtvaardigheid namen. De behoorlijk eigenzinnige Röling wisselde daarnaast meermaals van standpunt, mede door de inzichten van zijn Indiase collega Pal. Dat ondermijnt zijn positie in eerste instantie, maar geeft hem naarmate de film vordert de kans om te kiezen tussen rechtvaardigheid en zwichten voor de druk van zijn collega's.
Regisseur Verhoeff koos voor zijn film een aparte manier om het geheel weer te geven. Archiefmateriaal wordt zo nu en dan tussendoor getoond, of op televisieschermen weergegeven. Daardoor krijg je bij vlagen het gevoel naar een documentaire te kijken. Het onderscheidt het geheel van andere historische films en dat pakt goed uit. Dit stijlelement heeft Verhoeff overigens zo uit de serie overgenomen.
In de film speelt de regisseur echter vooral met de grenzen tussen feit en fictie - en dan vooral historisch feit en emotionele fictie. Precies dat maakt de film de moeite waard om bijvoorbeeld naast de serie te kijken. De vage grenzen zijn ondefinieerbaar en daar speelt de regisseur handig mee. Afgezien van de inventieve manier waarop het geheel is weergegeven, laat Verhoeff zijn cast flink werken. Hoogtepunt is zonder twijfel Marcel Hensema, die van Röling een gelaagd personage maakt. Knap is dat Verhoeff dat intact heeft weten te laten.
Toch blijft het hinken op twee gedachten. Enerzijds biedt de serie een veel breder perspectief op een uiterst relevante episode uit de vaderlandse geschiedenis. Anderzijds is deze film lekker strak geregisseerd, zonder de soms overbodig aanvoelende momenten uit de serie. Hij speelt mooi met emoties en de manier waarop deze invloed hebben op ons als mens en waarop we de wereld - en wellicht de werkelijkheid - waarnemen. Met een gekleurde bril kijken we altijd, zo laat Verhoeff duidelijk zien.