Stephen Kings vuistdikke griezelroman It werd voor het eerst verfilmd in 1990. Wie besluit deze tweedelige miniserie (die voor televisie werd gemaakt) jaren na dato opnieuw te bekijken, komt al gauw tot de conclusie dat het acteerwerk en de special effects hopeloos zijn achterhaald. Het is te danken aan de memorabele performance van Tim Curry dat het geheel niet eerder in de vergetelheid is geraakt. Lange tijd heeft de serie kunnen overleven door te teren op de nostalgische gevoelens van zijn kijkers, maar stiekem was It allang toe aan een frisse remake.
Nu, zevenentwintig jaar later, is die er dan eindelijk. Opvallend is de keuze om de verhaalstructuur van de originele serie aan te houden, en niet die van Stephen Kings boek. De makers richten zich met deze eerste It-film dus alleen op de jeugdjaren van de personages, en laten het gedeelte over hun volwassenheid helemaal buiten beschouwing. Het blijkt een goede beslissing, want het is al moeilijk genoeg om dit segment in een speelduur van honderdvijfendertig minuten te proppen.
De zeven jonge hoofdpersonages - die zichzelf de 'Losers Club' noemen - kampen allemaal met hun eigen problemen, die zo efficiënt en doeltreffend mogelijk moeten worden aangestipt. Regisseur Andy Muschietti trekt aangenaam veel tijd uit om iedereen één voor één stevig in de grondverf te zetten. Met zijn vorige film Mama liet Muschietti ook al zien dat hij begrijpt wat de essentie van een goede horrorfilm is: gruwelijkheden moeten altijd in dienst staan van het menselijke verhaal, en nooit andersom. Sterke personages zijn daarbij onontbeerlijk.
Na het introductierondje volgt onvermijdelijk een confrontatie van elke 'loser' met zijn of haar grootste angst, vormgegeven in scènes die soms aanvoelen als een lsd-trip. Doordat de aard van de angsten nogal uiteenlopen - van smetvrees tot seksueel misbruik - ontstaat een soort mozaïek van allemaal verschillende minihorrorfilmpjes. Die afwisseling van gruwelijkheden is niet alleen heel vermakelijk om te zien, het houdt ook nog eens lekker de vaart in het verhaal.
De zeven bangeriken vinden uiteindelijk een gemeenschappelijke vijand in de vorm van Pennywise, een demonische kracht die de gedaante heeft aangenomen van een clown. De helleploert leeft van de fobieën van kinderen en zaait daarom dood en verderf in het kleine plaatsje Derry, gelegen in de Amerikaanse staat Maine. Het typerende jarentachtigsfeertje roept regelmatig herinneringen op aan fijne familiefilms, zoals E.T. van Steven Spielberg.
Grotendeels een coming-of-ageverhaal dus, waarin veel ruimte is ingelast voor de dagelijkse beslommeringen in het leven van de middelbare scholier: vriendschappen, kalverliefdes, pesterijen, eenzaamheid, noem maar op. Belangrijk is vooral dat de pubers leren hun angsten te overwinnen en niet voor elkaar weglopen. Het voorziet deze horrorfilm van een zekere diepgang, die helaas afwezig is bij veel van zijn genregenoten.
De acteerprestaties van de jonge castleden zijn over de gehele linie goed. Geholpen door een scenario dat de belevingswereld van deze pubers serieus neemt, weten de acteurs hun spitsvondige dialogen op een natuurlijk wijze te presenteren. Maar het is de antagonist Pennywise die na afloop het meest door het hoofd blijft spoken. Bill Skarsgård speelt de horrorclown met een sardonisch genoegen en interpreteert het personage op een compleet andere manier dan Tim Curry dat deed voor de miniserie. Skarsgårds Pennywise is onvoorspelbaar en veel grimmiger. Bovendien ziet hij er ziekelijk uit met die duivelse grimas op zijn gezicht en kwijl dat van zijn onderlip druipt.
De make-upafdeling heeft hier absoluut fantastisch werk verricht. Zo lopen er rode lijntjes vanuit Pennywise' mondhoeken omhoog naar zijn ogen en lijkt zijn voorhoofd op een gebarsten schaal van porselein. Niet een clown die je op het kinderfeestje van je zoon of dochter zou uitnodigen om ballonnenfiguurtjes te komen draaien. Het personage is bovendien een mooie mix van praktische effecten en digitale trucage, al gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat de CGI een enkele keer niet helemaal aan de huidige kwaliteitsnorm voldoet.
Toch is het moeilijk om een inschatting te maken in hoeverre Andy Muschietti's film in staat zal zijn om je de stuipen op het lijf te jagen. Veel hangt namelijk af van je vertrouwdheid met het horrorgenre. Muschietti behandelt griezelige momenten soms wel erg keurig volgens het boekje, waarbij hij een strategisch geplaatste 'jump scare' vaker verkiest boven gevoelshorror. Allemaal gesneden koek voor liefhebbers van het genre, maar dat niet wil zeggen dat er geen plezier valt te beleven aan It. Bij het zien van die bloedfontein in de badkamer verschijnt vanzelf wel een grijns op je gezicht.