Met de komst van Netflix naar ons land heeft ook hier het bingewatchen (bij gebrek aan beter Hollands woord) en streamen van series een enorme toevlucht genomen. Het Amerikaanse mediabedrijf heeft een groot scala aan kwalitatief hoogstaande producties in eigen stal opgetuigd, zoals House of Cards, Orange Is the New Black en Narcos.
Netflix richt zich ook steeds meer op het brouwen van speelfilms, waarvan de kwaliteit doorgaans wat minder is. Desondanks weet het bedrijf grote namen op het gebied van regie en spel aan zich te binden. Het sympathieke Okja is voorbeeld van een middelmatige film met een aantal gewaagde keuzes waarvan de ene beter uitpakt dan de andere.
De regieklus van wat je met een beetje fantasie nog tot een familiefilm zou kunnen bestempelen is gegaan naar de Zuid-Koreaan Bong Joon-Ho die hier mede tekende voor het scenario. We kennen hem vooral van het futuristische en dystopische Snowpiercer. Hierin kwam een keur aan bizarre personages voorbij, waarbij Tilda Swinton de grootste blikvanger was. Swinton maakt opnieuw haar opwachting in een film van Joon-Ho, ditmaal in de rol als directrice van voedselbedrijf Mirando.
Deze Lucy Mirando weet het allemaal mooi te verkopen. De multinational die ze aanstuurt probeert het beste varkensvlees in de wereld te fokken. Voorwaarde hierbij is dat het extreem betaalbaar moet zijn. Dan kom je al snel uit op genetische manipulatie, maar dat vertelt mevrouw Mirando er dan net weer niet bij. In 2007 zijn er zesentwintig biggetjes als nakomelingen van een vermeend supervarken naar boeren overal ter wereld verscheept. Tien jaar later wordt de winnaar die het beste varken heeft gefokt bekend gemaakt.
Okja is zo'n supervarken, maar het logge dier heeft nog het meeste weg van een uit de kluiten gewassen nijlpaard (die biologisch overigens nauw verwant is aan het varken). In Zuid-Korea, waar het dier leeft heeft het een warm thuis gevonden bij de dappere tiener Mija die samen met haar opa in de bergen woont. Hun rust wordt verstoord als een vertegenwoordiger van Mirando laat weten dat dit het winnende varken is. Er ontvouwt zich een strijd om het beest, waar zich ook nog een militante groep van dierenliefhebbers in mengt.
Bong wint de sympathie van de kijker met de scènes waarin de relatie tussen mens en dier wordt vormgegeven. Hij roept hierbij parallellen op met Miyazaki's My Neighbour Totoro maar ook bijvoorbeeld met Neverending Story. Okja en Mija zijn vier handen op een grote bolle buik. Het megavarken kwijlt, likt, scheet en poept wat af, tot groot vermaak van zowel Mija als de kijker.
Maar de toon verandert vlot zodra allerhande partijen aan het dier beginnen te trekken. In een aantal lekker vlotte maar wat verwarrende actiescènes breekt de strijd in volle hevigheid los en is Okja niet langer die gezellig avonturenfilm voor het hele gezin. Bong is erop uit om ons ook nog wat mee te geven, maar doet dit weinig subtiel. De mensheid moet gevoed worden en graag een beetje betaalbaar. De natuur een handje helpen is volgens het bedrijfsleven zo slecht nog niet, maar dat de dieren onder erbarmelijke omstandigheden opgroeien wordt voor het gemak maar even vergeten.
Een waarheid als een genetische gemanipuleerde koe, maar deze thematiek staat in zodanig fel contrast met het wonder van een enorm knuffelbaar en speels varken, dat de onbezonnenheid van de start is opgeofferd. Daar komt bij dat wat de finale zou moeten zijn niet echt de finale is, waardoor Bongs wijze les verkapt in een charmant verhaaltje een half uur te lang is.
De speciale effecten zijn aardig, maar niet baanbrekend. Vooral in de eerste momenten steekt het gigavarken net iets te schril af tegen haar (het is namelijk een vrouwtje) omgeving en acteert het jeugdige hoofdrolspeelstertje iets te opzichtig tegen niets. Ook verliest Bong punten met zijn bijfiguren. Jake Gyllenhaal speelt een excentrieke wetenschapper die lijdt aan een ernstige vorm van overacteren en Swinton speelt als in Hail, Ceasar! van de broertjes Coens ook nog eens haar eigen tweelingzus Nancy.
Met Okja neemt Netflix een flink risico door een aantal lastig met elkaar te versmelten genres te presenteren. Aziatische filmmakers weten hier doorgaans beter raad mee dan hun Westerse vakbroeders, maar je kunt je lastig aan de indruk onttrekken dat Bong wel wat compromissen met de Amerikanen heeft moeten sluiten.