Dat de Britse regisseur Terence Davies het leven van de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson naar het witte doek vertaalde, zal geen toeval zijn. Dickinson is buiten Amerika vrij onbekend, ondanks haar nalatenschap van bijna tweeduizend gedichten. De poëte genoot tijdens haar eigen leven in de negentiende eeuw weinig erkenning voor haar werk. Van Davies kan hetzelfde gezegd worden, want hoewel zijn films altijd goed ontvangen zijn door de critici, is de omvang van zijn oeuvre bescheiden en is ook hij niet erg bekend bij het publiek. Davies geeft Dickinson alsnog een stem in het bescheiden kostuumdrama A Quiet Passion, en daarmee ook zichzelf.
Dat Dickinson (1830-1886) amper aandacht kreeg, is niet verwonderlijk, aangezien ze het grootste deel van haar leven in haar ouderlijk huis doorbracht en niet vaak onder de mensen kwam. Die beperkingen vloeiden voort uit het patriarchale, diepgelovige milieu dat haar voortbracht. Het was een verstikkende omgeving voor een rebelse, onafhankelijke dame als zijzelf, die vooral haar eigen meester wou zijn, en niet haar hele leven de wil van haar vader of echtgenoot wou volgen. Ze trouwde dan ook nooit. Ze gaf veel om haar familie en wilde niet riskeren weggetroond te worden door een man. Dit in tegenstelling tot haar vriendinnen, die ze langzaamaan uit het oog verloor vanwege zulke huwelijkse verplichtingen. Haar gedichten waren voor haar een vorm van ontsnapping uit deze mannenwereld, waarin de wens van de vrouw simpelweg nooit ter sprake kwam. Dat haar werk doorspekt was met aanklachten tegen religie en de gangbare rollenpatronen, moge duidelijk zijn.
Davies zal in Dickinson een zielsverwant herkend hebben. Zoals de dichteres slechts met de grootste moeite enkele stukken gepubliceerd kreeg - en dan ook nog in aangepaste vorm, tot haar grote woede - zo ziet ook de regisseur zich te vaak geconfronteerd met problemen rond de financiering van zijn films. Bovendien zag hij zijn moeder wegkwijnen in een huwelijk met een gewelddadige echtgenoot, een lot dat Dickinson wist te voorkomen, ook al leverde haar dat juist een leven vol eenzaamheid op. Het was een harde keuze, die veel van haar seksegenoten echter nooit kregen. Als haar schoonzus haar zegt te benijden vanwege haar schijnbare vrijheid, is dat gevoel van Dickinsons kant geheel wederzijds, want die vrijheid gaat ten koste van een gewoon leven. Toch schrijft Dickinson onverdroten voort, want het is letterlijk de enige passie die ze ooit zal kennen.
Het is ironisch dat juist Cynthia Nixon gecast werd in de rol van de alleenstaande schrijfster. Nixon is vooral bekend vanwege haar rol in Sex and the City, waarin haar personage zo'n beetje alles was wat Dickinson niet was. Davies waarschuwde Nixon vooraf dat hij een hekel had aan alles waar haar doorbraakrol voor stond, maar desondanks bleek haar casting een schot in de roos. Nixon speelt Dickinson gepast introvert, als een stille vrouw wier opstand tegen het systeem slechts tot uiting komt in haar werk. De enige stem die ze heeft en die er uiteindelijk toe doet, zit verscholen in haar poëzie. Dat weerhoudt haar er niet van om haar naasten toch stevig van repliek te dienen als de discussie over haar plaats in het leven weer oplaait. Want ze cijfert zichzelf niet weg, in tegenstelling tot haar moeder die slaafs haar man volgt. Dickinsons weigering om te trouwen en haar overgave aan haar dichtkunst vormen een persoonlijke overwinning, het doorbreken van het haar opgelegde leven. Om nog maar te zwijgen van haar weigering deel te nemen aan het heersende streng religieuze leven, in die tijd een flink schandaal. Nixon vat de persoon Dickinson en haar stille daden van feministisch verzet uitstekend en laat zo het stigma dat Sex and the City bij haar achterliet geslaagd vallen.
Het neemt niet weg dat A Quiet Passion toch de indruk van een wat stoffig kostuumdrama achterlaat. Gezien het leven dat Dickinson leidde is het niet vreemd dat de film zich hoofdzakelijk binnenshuis in donkere kamertjes afspeelt. Muziek is grotendeels afwezig, de cameravoering blijft verstild. Deze beperkte, theatrale opzet doet weliswaar recht aan Dickinsons leven, maar maakt de beleving toch wat flets. Op den duur kabbelt de film teveel voort richting melodrama, als Dickinsons moeder in een snikfestijn overlijdt, haar broer overspel pleegt met een jongere vrouw en zijzelf langzaamaan bezwijkt aan een pijnlijke nierziekte. De gevatte dialogen tussen de jongere Dickinson en haar scherp van de tongriem gesneden vriendinnen die de eerste helft van de film kenmerken, worden tegen die tijd node gemist. Die scherpzinnigheid blijft echter levend in haar gedichten die tussen de aktes door voorgedragen worden. Want ook al kabbelt Dickinsons tegendraadse leven langzaam voort naar een schijnbaar roemloos einde in dit rustige cinematische toneelstuk, onder het oppervlak van zowel de vrouw als de film bruist het van de rebelse, levenslustige energie.