Het was even schrikken toen Ken Loach na Jimmy's Hall in 2014 zijn pensioen aankondigde. Welke regisseur moest het nu voor de hardwerkende, uitgebuite 'man in de straat' opnemen? Twee jaar later is de inmiddels tachtigjarige Loach toch weer terug met een aanklacht tegen sociaal onrecht. Gelukkig maar, want hoewel zijn vorige film een fijn luchtig drama was, is het niet de meest wenselijke laatste aria van de grootmeester. I, Daniel Blake, goed voor een Gouden Palm in Cannes, laat een krachtiger indruk achter. De film toont Loach opnieuw in topvorm als voorvechter voor de genegeerde massa, in een sociaal drama dat uitstekend de balans vindt tussen zwaar drama en zwarte komedie.
De Daniel Blake uit de titel is een timmerman op leeftijd uit Newcastle, die moest stoppen met werken na een hartaanval. Sindsdien is hij aangewezen op een uitkering, maar het verzilveren hiervan gaat hem niet gemakkelijk af. De grootscheepse bureaucratie rond het Britse bijstandssysteem draait tegenwoordig niet meer om het financieel bijstaan van de zwakkeren in de samenleving, maar om het hen met allerlei Kafkaëske regels zo lastig mogelijk maken om hun geld te krijgen. Al snel gaat zelfs een doorzetter als Daniel kopje onder in het bijstandsdrijfzand, dat hem dwingt de hele dag te zoeken naar werk, dat hij van zijn arts niet mag aannemen omdat het zijn dood zou kunnen betekenen. Zelfs dan is hij nog beter af dan de jonge alleenstaande moeder Katie, die met haar twee kinderen gedwongen moest verhuizen vanuit Londen en eveneens slachtoffer dreigt te worden van de harteloze uitkeringsmachinerie. Onder het motto 'gedeelde smart is halve smart' sluit het tweetal vriendschap, om zich met niets dan wederzijdse hoop te handhaven in hun uitzichtloze situatie.
Het aankaarten van dergelijke wanpraktijken is een doorlopend thema in Loach' lange kruistocht voor sociale rechtvaardigheid. De regisseur brak precies vijftig jaar geleden door met de televisiefilm Cathy Come Home waarin hij eveneens een slachtoffer van het barmhartig geachte bijstandssysteem opvoerde. Die uitzending bracht de nodige publieke afschuw en de roep tot hervorming teweeg. Vijf decennia later lijkt het er niet op dat er veel verbetering heeft plaatsgevonden. Integendeel, meer mensen zijn slechter af dan destijds, terwijl de bureaucratie rond het uitkeringssysteem alleen maar omvangrijker vormen heeft aangenomen. Het is dus prijzenswaardig dat Loach zijn jubileum viert door nogmaals zijn kritische blik te werpen op deze mensonterende praktijken. Hoewel de film het niet moet hebben van nuance - het waarom achter het bizarre overheidsapparaat blijft achterwege - is het prettig dat Loach onze ontgoocheling niet slechts zoekt in tergend drama, maar evenzeer humor aandraagt om de absurditeit van dit systeem bloot te leggen. Dat maakt het geheel voor de toeschouwers wel zo dragelijk.
De troef van I, Daniel Blake is de keuze om de titelfiguur niet door een regulier acteur te laten vertolken, maar door een komediant. Hoofdrolspeler Dave Johns heeft een lange staat van dienst als stand-upcomedian, maar maakt hier zijn speelfilmdebuut. Zijn sublieme komische timing, gepaard met zijn innemende voorkomen, staat garant voor een uitstekende vertolking, een herkenbaar alledaagse verschijning en een oase van gezond verstand in een surrealistische wereld vol verwarrende regeltjes. Er kan en mag gerust gelachen worden dankzij de humor die Johns' personage typeert, maar elke lach wordt desondanks succesvol getemperd door het besef dat dit absurdisme op feiten gebaseerd is. De humor is wrang, want de ernst is nooit ver weg. Tegenover de aimabele Daniel plaatst Loach Katie's tragedie, allesbehalve lachwekkend. Ook actrice Hayley Squires blijkt een schot in de roos in de rol van de jonge moeder die ondanks alle tegenwerking van de staat twee koters moet opvoeden en hen probeert te hoeden voor alle leed. Tranentrekkend is haar bezoek aan een voedselbank, waarbij ze gedreven door honger zich stiekem op een blik groente stort, om vervolgens bevangen te worden door immense schaamte. Hoewel een voorspelbaar lot in haar afdaling in de wanhoop ons niet bespaard blijft, compenseert Squires' overtuigende spel die tekortkoming.
Het is die wisselwerking tussen Katies tenenkrommende drama en Daniels zwarte komedie die I, Daniel Blake tot een memorabele film maakt. Loach slaat ons niet murw met overdadig serieus opgediende onmenselijkheden, maar weet ondanks de rijkelijk vertegenwoordigde humor toch onze verontwaardiging op te wekken. Het is een hachelijke balans die alleen een vakman als hij gedegen weet aan te brengen. Cynisme sluit hij bovendien uit, want volgens hem is er altijd ruimte voor hoop zolang gewone mensen anderen in nood bijspringen. I, Daniel Blake maakt duidelijk dat pensioen voor sociale kruisridders als Loach niet weggelegd is. Want zelfs na vijftig jaar strijd blijft er nog genoeg onrecht over om de goede man nog vele films bezig te houden. Het heeft er alle schijn van dat Loach zal sterven in het harnas. Hij zou het niet anders willen.