Een tikkeltje merkwaardig is het wel om een documentaire over de totstandkoming van de befaamde Matthäus-Passion in de herfst naar de bioscopen te brengen. Tegelijkertijd is er nooit een verkeerd moment om bij het bekendste muziekstuk van Johann Sebastian Bach stil te staan. Juist omdat je er in de weken voor Pasen zo mee wordt doodgegooid. Onder de titel (helaas compleet met spatiefout) De Matthäus Missie van Reinbert de Leeuw maakt de in Duitsland geboren filmmaker Cherry Duyns een portret van componist, dirigent en pianist Reinbert de Leeuw die op uitnodiging van een barokgezelschap zich in de winter van zijn leven nog eens grondig wijdt aan de passie. Het heeft geresulteerd in een document over een bevlogen musicus die de schoonheid van de muziek in elke lichaamscel heeft zitten.
Duyns en De Leeuw werkten al eens eerder samen, onder meer in de reeks Toonmeesters in de jaren tachtig. Wat in ieder geval duidelijk wordt is dat De Leeuw het omvangrijke stuk van Bach tot in elk detail kent. Bovendien beschikt hij over het vermogen om heel precies aan zijn orkest duidelijk te maken waar voor hem de belangrijkste accenten liggen. Gewoon aan de keukentafel met de oude partituren uit zijn studententijd voor zijn neus. We volgen het hele proces van de eerste momenten waarop De Leeuw de akoestiek in de Nieuwe Kerk aan de Dam in het Amsterdam waar hij geboren is test, tot de repetities met de diverse internationale solisten. De Leeuw is een pietje-precies, die over elke noot kan vallen. Tegelijkertijd zal hij nooit onder stoelen of banken steken als hij tevreden of ontroerd is bij een muzikale vertolking.
Zelfs voor ervaren luisteraars van de Matthäus-Passion valt er met Duyns' documentaire nog een boel te ontdekken. De Leeuw geeft het ook zelf toe. Hij kan 's morgens zo veel verschillende muziekstukken opzetten, maar vaak verlangt hij toch het meest naar het stuk van Bach. Als hij de rest van zijn hopelijk nog lange leven nog maar aan een stuk mag besteden, dan zal het de passie van Bach zijn. Duyns weet een goede balans te treffen tussen het volgen van De Leeuw in het repetitieproces, de geestdrift en passie van de man en de schoonheid van Bachs meesterwerk. Alles komt in gelijke mate aan bod al is de speelduur aan de korte kant. Zo had Duyns naar het einde toe meer tijd gehad om nog een deel van de Passion zonder onderbrekingen te laten horen.
De wijze waarop De Leeuw zich met zijn achtenzeventig jaar als een enthousiaste nieuweling op het stuk stort, is in ieder geval jaloersmakend. Hij weet met gemak de neuzen van de leden van het Holland Baroque ensemble en het Nederlands Kamerkoor dezelfde kant op te krijgen. Je krijgt in ieder geval de sterke indruk dat De Leeuws bevlogenheid resoneert in een stuk dat elke jaar op duizenden plekken ter wereld wordt uitgevoerd. Voor Reinbert de Leeuw voelt het in ieder geval alsof hij de Matthäus voor het eerst hoort.