The Wave
Recensie

The Wave (2015)

Noorse rampenfilm, waarin een ruim tachtig meter hoge vloedgolf een fjordendorpje overspoelt, ademt Hollywood.

in Recensies
Leestijd: 3 min 4 sec
Regie: Roar Uthaug | Cast: Kristoffer Joner (Kristian Eikjord), Ane Dahl Torp (Idun Karlsen), Jonas Hoff Oftebro (Sondre), Edith Haagenrud-Sande (Julia), Thomas Bo Larsen (Phillip), e.a. | Speelduur: 105 minuten | Jaar: 2015

Enigszins vermoeiend zijn ze wel, die voortdurend gerecyclede rampenfilmscenario’s uit Hollywood. Het is elke keer hetzelfde liedje: zodra het natuurgeweld losbarst in één van de wereldsteden, dan sneuvelen alle toeristische bezienswaardigheden – het Vrijheidsbeeld, de Big Ben, de Eiffeltoren, etc. – in recordtempo. Het is daarom heel verfrissend dat de makers van de Noorse rampenfilm The Wave nu eens niet voor een wereldstad, maar voor een intieme, ongebruikelijke setting kiezen om het noodlot te laten toeslaan. Het rustgevende fjordendorpje Geiranger, dat in het noorden van Noorwegen ligt, is ditmaal de plaats des onheils. Een nabijgelegen berg staat al tijdenlang onder toezicht van lokale wetenschappers, want het instorten van deze gigantische rotspartij veroorzaakt mogelijk een ruim tachtig meter hoge vloedgolf.

Geoloog Kristian is zo’n typische onheilsneuroot die het gevaar al van mijlenver ziet aankomen, maar door niemand serieus wordt genomen. Bij het geringste bliepje van de seismologische meters slaat de paniek toe en gaat bij hem alle redelijkheid overboord. De obsessie met de instabiele bergwand is ook niet onopgemerkt gebleven bij zijn vrouw Idun, die met een verhuizing poogt wat frisse energie in hun huwelijk te blazen. Zoon Sondre, een clichématig geportretteerde puber die in elk shot met een koptelefoon en een skateboard rondloopt, vraagt zich ondertussen af of hij wel vrienden zal maken in hun nieuwe woonplaats. En dan is er nog dochtertjelief Julia, die niets liever wil dan gewoon thuisblijven in Geiranger.

Afgezet tegen Amerikaanse producties van soortgelijke aard, laat de rampspoed tamelijk lang op zich wachten, al mag dat hier niet echt tot een punt van kritiek worden gerekend. Regisseur Roar Uthaug neemt uitgebreid de tijd om zijn hoofdpersonages te introduceren en biedt de kijker ruimte om emotioneel te binden met de familieleden en hun perikelen. Gedurende de hele speelduur ligt de focus op het menselijk drama en niet zozeer op het allesverwoestende spektakel. Iets wat binnen dit genre zeker als een bijzonderheid mag worden beschouwd. Uthaug moest het doen met een schijntje (amper zes miljoen euro) van de budgetten waarmee zijn collega-regisseurs in de Verenigde Staten doorgaans werken, maar weet dit slim te maskeren door de realistisch ogende vloedgolf in slechts een handvol scènes te laten zien. De rest van de aandacht gaat uit naar de daardoor ontstane chaos.

Misschien nog wel huiveringwekkender dan de golf zelf, is de paniek die ontstaat wanneer ‘s nachts het luchtalarm in de haven begint te loeien – wie krijgt geen rillingen over zijn rug van dat onheilspellende geluid? De toeristen en dorpelingen hebben vanaf dat moment nog maar tien minuten de tijd om zichzelf in veiligheid te brengen, wat resulteert in een zenuwslopende sequentie waarin de personages verwikkeld raken in een wedloop met de vloedgolf. Tijdens deze spannend in beeld gebrachte vluchtpoging worden zo’n beetje alle rampenfilmclichés één voor één afgevinkt, maar ze zijn dusdanig effectief ingezet dat het nergens echt storend is.

Naarmate de film vordert is vooral duidelijk dat Uthaug zich helemaal heeft vastgebeten in de succesformule zoals Hollywood die voorschrijft en dat hij niet van plan is om daar vanaf te stappen. Toevallige ontmoetingen tussen personages schaden de geloofwaardigheid zo nu en dan lichtjes, maar bovenal overheerst het gevoel van bewondering voor de ambitieuze aanpak van de regisseur. Bovendien laat hij zien dat hij met zijn tot nog toe bescheiden oeuvre van verschillende markten thuis is; van het regisseren van een horrorthriller (zoals Fritt Vilt) tot aan een historische achtervolgingsfilm (zoals Flukt). Het geeft vertrouwen in de nog te maken Tomb Raider-remake, de eerste regieklus waarmee Hollywood hem opzadelt.