Aan het uiteenspatten van de hypotheekbubbel en met name de wijze waarop de Amerikaanse financiële instelling hier een rol in hebben gehad valt met de beste wil van de wereld geen touw vast te knopen. En dat is precies de bedoeling, zo legt beurshandelaar Jared Vennett de kijker in het op ware gebeurtenissen gestoelde The Big Short uit. De leek moet het idee krijgen dat ze daar op Wall Street iets ongelooflijk knaps en ingewikkelds lopen uit te voeren. Met veel humor probeert filmregisseur Adam McKay het de kijker dan toch nog bij te brengen. Door Margot Robbie in een bubbelbad met een glas champagne in haar hand uit te leggen hoe de suprime lending of wat wij in de volksmond ook wel de rommelhypotheek noemen zon beetje werkt. Oké, goed dat hebben we. En zelfs Selena Gomez die ons aan de blackjacktafel in Vegas uitlegt wat een CDO, de afkorting voor collaterized debt obligation komt een heel end. Vervolgens gaan de te belangrijke mannetjes in nog belangrijkere pakken ermee aan de haal en raken we het spoor bijster. Vennett doet hier als verteller net zo hard aan mee, want had hij ooit gezegd dat hij de held van het verhaal was?
Het knappe aan het met een komische insteek opgezette drama van McKay is dat het er eigenlijke helemaal niet toe doet wat een suprime lending of een collaterized debt obligation is. Net als bij de ijzersterke financiële thriller Margin Call gaat het niet om de knikkers maar om het spel. Op Wall Street lopen aasgieren rond die handelen in gebakken lucht. Ze lopen interessant te doen met allerlei ingewikkelde termen, waarvan het nog maar de vraag is of ze er zelf nog wat van snappen. Hedgefondshandelaar Mark Baum (wederom een magistrale rol van Steve Carell) ondervraagt een collega uit New Jersey over wat hij nu allemaal uitvogelt met zogenaamde synthetische CDOs. Er verschijnt een glimlach op het gezicht van de handelaar die nog even zelfgenoegzaam een sushi in zijn mond propt. Hij voelt zich helemaal het mannetje, maar heeft geen flauw benul van de consequenties van zijn handelen voor de normale Amerikaan die binnen de kortste keren met zijn complete inboedel op straat staat. Macht corrumpeert en dat geldt zeker voor de wolven van Wall Street.
Dat we op deze manieren bankiers, speculanten en durfkapitalisten aan zijn gaan kijken heet haast demagogie. Joris Luyendijk schreef er een geniaal boek over en Michael Moore wijdde er een goedkope documentaire aan en dan zijn er nog de vele recente speelfilms die het fenomeen van alle kanten belichten. Het knappe van McKay is nu juist dat hij inzichtelijk weet te maken hoe het er precies aan toegaat in het financiële wereldje, waar mannetjes met veel te kleine piemeltjes hun ego voortdurend een boost willen geven. Hij laat in de grotendeels gefictionaliseerde verfilming van het boek van Michael Lewis eveneens de schrijver achter het al even opzienbarende Moneyball zien dat er ook wel degelijk een moralistische kant aan het verhaal zit. Carells Baum bijvoorbeeld die de stress van de financiële wereld van heel dichtbij heeft meegemaakt en overal complotten inziet en een voortdurende aandrang voelt om al het onrecht in de wereld aan te pakken. Dit tot grote frustratie van zijn vrouw. Maar het moralisme verdwijnt zodra hem de dollartekens in de ogen verschijnen. En dan is er nog Michael Burry, een voormalig arts met een glazen oog die aan autisme lijdt en nauwelijks nog zijn eigen bed ziet omdat hij de hele dag op zijn kantoor in shorts en op blote voeten aan het bedenken is hoe hij zo veel mogelijk geld voor zijn bedrijf kan verdienen.
Burry voorziet als enige het uiteenvallen van de vastgoedmarkt. Banken en financiers die met de gedachte dat een huis een gouden onderpand is veel te veel hypotheek verstrekken. Dat kan in hun ogen onmogelijk misgaan. Maar Burry voorziet de val en gaat juist speculeren op de toekomst van huiseigenaren die hun verplichtingen niet meer kunnen ophoesten en kopje onder gaan. Hij weet met gemak 1,3 miljard dollar bij grote banken los te peuteren die allemaal denken dat hij gek geworden is. Met zijn weergaloze ensemblecast weet McKay de criminele praktijken en luchtkastelen van Wall Street bloot te leggen. Hij volgt hierbij drie verhaallijnen, want naast dat van Baum en Burry volgen we ook nog twee jonge honden die een slaatje uit de renteswaps en CDOs proberen te slaan met hulp van een oudgediende, gespeeld door Brad Pitt. Ironisch genoeg vindt het zwaartepunt van deze vermakelijke chaos plaats in Ceasars Palace op Las Vegas. Er wordt gegokt met beloftes, speculaties en Monopolygeld, terwijl McKay er ons voortdurend van doordringt dat de gewone Amerikaan die met drie baantjes de touwtjes aan elkaar probeert te knopen uiteindelijk de dupe is van al dit gekonkel.
The Big Short is gortdroog wat betreft de materie die voorbijkomt, maar alles draait om het spel van de grote jongens en de mannen die zich ook de grote jongens wanen. Vrouwen spelen nauwelijks een rol. De regisseur maakt gewaagde keuzes door bijvoorbeeld de vierde muur te doorbreken en de spelers zich rechtstreeks tot de kijker te laten richten. Veelal een potsierlijk middel, maar bij McKay werkt het. Op tweederde van The Big Short duizelt het je alsnog van de financiële termen terwijl je nog zo op het hart is gedrukt dat je het allemaal niet hoeft te begrijpen. Je wilt het ook helemaal niet begrijpen, maar McKay verleidt je er voortdurende toe. Anders voel je je ook maar zo dom. En laat dat nu precies de bedoeling zijn.