Mongol
Recensie

Mongol (2007)

Eenzijdig positief beeld van Ghengis Khan, maar is verder een aardige historisch epos dat aan de eisen van het genre voldoet.

in Recensies
Leestijd: 2 min 42 sec
Regie: Sergei Bodrov | Cast: Tadanobu Asano (Temüjin), Khulan Chuluun (Borte), Honglei Sun (Yamukha), Odnyam Odsuren (jonge Temüjin) e.a. | Speelduur: 126 minuten | Jaar: 2007

Voor ons westerlingen is Ghengis Khan vooral bekend als de grootste en meest gevreesde veroveraar van de middeleeuwen, die op een gegeven moment keizer was van grote delen van Azië, Europa en het Midden-Oosten. Een harde despoot die met ijzeren hand regeerde en op bloedige wijze zijn rijk uitbreidde. Mongol gaat niet over die Ghengis Khan, noch over die tijd, maar over diens jonge jaren, hoe hij opgroeide en uiteindelijk Mongolië verenigde. Klaarblijkelijk was dat één lange lijdensweg, die een soms wat repetitieve verfilming oplevert, met meer lengte dan inhoud. Toch is Mongol dankzij de authentieke aankleding, het acteerwerk en enkele goede vechtscènes een onderhoudende film.

Ghengis Khan werd in 1162 geboren als Temüjin, de zoon van Yesükhei, stamhoofd van een van de vele stammen die voor elkaar de steppes van wat later Mongolië zou worden onveilig maken. Op negenjarige leeftijd moet hij een bruid uitkiezen bij een naburige stam, en zijn keuze valt op Börte. Op de terugweg wordt zijn vader vermoord door de jaloerse Targutei en moet Temüjin vluchten om in leven te blijven. De even oude Jamukha vindt hem bewusteloos in de sneeuw en de twee worden bloedbroeders.

Dan wordt Temüjin gevangen genomen. Hij ontsnapt. Hij wordt weer gevangen genomen. Hij ontsnapt opnieuw. En wordt wederom gevangen genomen. Tussendoor gebeurt er heel wat, maar het patroon van gevangenschap en ontsnapping begint bij de derde herhaling toch wat afgezaagd te worden. Daarnaast wekt het de indruk dat vooral dat patroon Temüjin als man gevormd heeft, meer dan bijvoorbeeld het moeten terugveroveren van de aan hem beloofde vrouw of de moord op zijn vader.

Temüjin is geen wraakzuchtige agressieveling, maar een vredelievende man die alleen oorlog voert omdat hij ervan overtuigd raakt dat enkel op die manier de Mongoolse volken verenigd kunnen worden. Zodat er onderling geen strijd meer zal zijn, en het Mongoolse volk zijn kleinzielige geschillen achter zich kan laten en het grootse volk kan zijn dat volgens Temüjin diens voorbestemde lot is.

Hoe een zo vriendelijke, behoorlijk vreedzame man uitgroeit tot een van de meest gevreesde dictators uit de wereldgeschiedenis blijft tijdens en na afloop van de film onduidelijk. De Ghengis Khan uit de geschiedenisboekjes wordt hier wel erg positief weergegeven, en hoe hij aan het eind als halfgod of enorme geluksvogel wordt afgeschilderd is ook dubieus. Het Mongoolse aandeel in de intercontinentale coproductie zal er misschien een hand in gehad hebben. Temüjin wordt immers neergezet als dé Mongool, of in ieder geval de eerste echte, en bij die voorbeeldfunctie passen bloeddorst en machtswellust allicht niet zo goed. Het maakt zijn karakter helaas nogal eenzijdig.

Verder valt er weinig aan te merken op Mongol. De kostuums en sets zien er authentiek uit, en er wordt goed gebruik gemaakt van de weidse Mongoolse steppes waar op locatie is gefilmd. De gevechtsscènes zijn adequaat in beeld gebracht, en goed gechoreografeerd. Er wordt af en toe een interessant inkijkje gegeven in het superbe strategische inzicht van Khan, hoewel de manier waarop hij de beslissende slag wint absurd is en voorkomt uit allesbehalve een slimme strategie.