The Forbidden Kingdom
Recensie

The Forbidden Kingdom (2008)

De eerste film ooit met zowel Jet Li als Jackie Chan levert niet het verwachte vuurwerk op.

in Recensies
Leestijd: 3 min 45 sec
Regie: Rob Minkoff | Cast: Michael Angarano (Jason Tripitikas), Jet Li (Monkey King/monnik), Jackie Chan (Lu Yan), Yifei Liu (Golden Sparrow) e.a. | Speelduur: 113 minuten | Jaar: 2008

Begin jaren zeventig brak Bruce Lee door als internationale superster en zette de martial-artsfilm op de wereldkaart. Na zijn vroegtijdige dood in 1973 heeft Azië nooit meer zo’n grote filmster gehad. Mensen als Donnie Yen, Gordon Liu en Sonny Chiba zijn alleen bekend bij liefhebbers van het martial-artsgenre, terwijl bijvoorbeeld Takeshi Kitano, Gong Li of Tony Leung internationaal gezien weinig naam hebben buiten het filmhuiscircuit. Yun-Fat Chow heeft wel enige faam, maar die is niet te vergelijken met de vermaardheid van Jet Li en Jackie Chan, nationaal en internationaal absoluut dé twee grootheden van het martial-artsfilmgenre sinds het overlijden van Bruce Lee.

Dus als deze twee samen in één film spelen en vechten dan is dat bijzonder, voor de fans zelfs monumentaal. Het casten van dit duo schept daardoor enorme verwachtingen voor The Forbidden Kingdom. En die verwachtingen worden alleen maar hoger aangezien Woo-ping Yuen de actiechoreografie verzorgt nadat hij dat eerder voor Chan deed in o.a. Drunken Master, voor Li in o.a. de Once Upon A Time In China-films, en verder in films als The Matrix, Kill Bill, Crouching Tiger, Hidden Dragon en Iron Monkey. Zowel Yuen, Li als Chan moeten echter buigen voor een dom, westers script met een Amerikaanse tiener als hoofdpersoon, en voor een regisseur die niet weet hoe hij hun talenten het beste kan gebruiken.

Die Amerikaanse tiener heet Jason Tripitakas, leeft in het huidige Boston en houdt van kungfufilms. Achterin zijn favoriete Chinese videowinkel vindt hij een oude staf. Op de vlucht voor een stel jeugdige delinquenten valt hij met de staf in zijn handen van het dak van een gebouw af. In plaats van op de grond te landen, belandt hij in een fantasieversie van China, enkele duizenden jaren terug. Daar redt ene Lu Yan hem meteen van de politie die op de oude staf jaagt.

In de staf zitten namelijk de magische krachten van de Monkey King, een onsterfelijke mensaaphybride die als enige tussen de krijgsheer en het eeuwige leven staat. Jason blijkt de uitverkorene te zijn die de staf naar de rechtmatige eigenaar moet brengen. Op zijn reis krijgt hij hulp van de beeldschone Golden Sparrow, Lu Yan en een stille monnik. Die laatste twee proberen Jason samen te onderwijzen in de aloude kungfukunst. Natuurlijk wordt dit in een trainingsmontage gedaan, een van de vele genreclichés die voorbij komen. Die stuk voor stuk fantasieloos worden ingevuld door westerlingen die het martial-artsgenre wel kennen, maar niet echt hebben begrepen.

The Karate Kid wordt vermengd met The Wizard of Oz en de standaard wuxia pian (Chinese fantasy/martial-artsfilms), maar geen van de drie invalshoeken levert een boeiende benadering op. Personages stellen evenmin wat voor en de acteurs hebben weinig te doen. Jackie Chan speelt dezelfde slungelige goedzak waar hij al sinds 1983 gestalte aan geeft, alleen ontbreekt de bijbehorende humor grotendeels. Li is zowaar geinig als de jolige, speelse Monkey King. Zichtbaar met plezier springt hij met een grote glimlach het scherm rond. Zijn stille monnik is daarentegen een saai stereotype.

Dat alles zou allemaal nog best te accepteren zijn van een dergelijke genrefilm als de stunts en/of gevechten niet zouden teleurstellen. Dat doen ze wel en om die reden schiet The Forbidden Kingdom tekort. Op zich zijn de gevechten niet slecht, maar Li, Chan en Yuen hebben al zoveel beter in elkaar stekende en/of spectaculairdere gevechten op film vastgelegd dat de confrontatie tussen de twee genregiganten als een vies toetje smaakt. En dat is een schande als je bedenkt dat het gedenkwaardige samenkomen eigenlijk een hoogtepunt van hun carrières had moeten zijn. Alsof Brazilië en Nederland elkaar in de finale van het WK voetbal treffen en dan allebei gaan verdedigen in plaats van aanvallen. Technisch kan dat dan wel aardig in elkaar steken, maar het is niet waar het wereldwijde publiek naar wil kijken bij zo’n wedstrijd.

De rest van de vechtscènes stelt nog minder voor en dat komt vooral omdat de jonge Angarano de rest niet kan bijbenen qua martial arts. Dat wordt weer deels verhuld door de montage die, om consequent te blijven, ook de rest van het spektakel enigszins verhult. Los van alle teleurstellingen is de grote vraag natuurlijk waarom de allereerste film met Chan én Li een Amerikaans jochie als hoofdpersoon heeft. Er zullen wel marketingtechnische redenen aan ten grondslag liggen, maar het blijft een onvergeeflijke zet.