The Texas Chainsaw Massacre
Recensie

The Texas Chainsaw Massacre (2003)

Deze remake is een verwaterd compromis, dat niemand uit zijn slaap zal houden.

in Recensies
Leestijd: 2 min 55 sec
Regie: Marcus Nispel | Cast: Jessica Biel (Erin), Eric Balfour (Kemper), R. Lee Ermey (Sheriff Hoyt) e.a.

De jaren '70 waren een gouden tijd voor het horrorgenre, waarin klassiekers als The Exorcist, Don’t Look Now, The Omen en Halloween werden gemaakt. Vreemde eend in de bijt was Tobe Hoopers lowbudget-kraker The Texas Chainsaw Massacre uit 1974, een ziekelijke nachtmerrie van een film, waarin een geperverteerde familie van hillbilly-kannibalen (met als kampioen de kettingzaagfreak Leatherface) een hel van sadisme en dood schiep voor een groepje stadsjongeren. Juist het lowbudget karakter van de film, dat tot uiting kwam in ongepolijst camerawerk en een vervreemdende soundtrack, zorgde ervoor dat de film verontrustend realistisch leek. Nu is er dan de onvermijdelijke remake, een in alle opzichten professionelere productie, die het midden probeert te houden tussen een moderne tiener-slasher en een hardcore gore-film. Het resultaat is een verwaterd compromis, dat niemand uit zijn slaap zal houden.

Een groepje jonge mensen rijdt in een busje door Texas, op weg naar een concert. Ze pikken een liftster op, die totaal in de war lijkt en dingen zegt als: “Hij is een slechte man”, en “jullie gaan er allemaal aan”. Ze onderstreept haar woorden door een revolver tevoorschijn te halen en zichzelf op de achterbank door het hoofd te schieten. Op aandringen van heldin Erin (Jessica Biel, met de ‘seventies’-uitstraling van een mp3-speler) besluit het groepje te stoppen bij een afgelegen wegrestaurant, om de politie te bellen. Dat blijkt een erg slecht idee, want werkelijk iedereen in de wijde omtrek is een gedegenereerd inteeltproduct van de bovenste plank, met geheel eigen ideeën over normaal menselijk gedrag. Het pad dat de jongeren hebben ingeslagen leidt via de maniakale sheriff Hoyt (een bij vlagen vermakelijke R. Lee Ermey, bekend als de 'drill instructor' uit Kubricks Full Metal Jacket) onvermijdelijk naar het huis van de gestoorde familie Hewitt, en de achter een masker van mensenhuid schuilgaande moordenaar: Leatherface.

The Texas Chainsaw Massacre zou synoniem moeten zijn met een misselijkmakende afdaling in totale waanzin, die je als kijker bij de strot grijpt, en waardoor de relatief normale werkelijkheid aan jouw kant van het bioscoopscherm hopeloos wordt overschaduwd. Een dergelijke film is niet afhankelijk van schrikeffecten, maar van een genadeloos opgebouwd gevoel van paniek, gevoed door de wetenschap dat lijden en dood onontkoombaar zijn.

Van dat gevoel is bij deze remake bar weinig terug te vinden. Je krijgt uitgebreid allerlei gore voorgeschoteld, bedoeld om je te doen kokhalzen, maar walging is niet hetzelfde als angst. Voorts wordt een te groot gedeelte van de film besteed aan een standaard kat- en muisspel tussen Leatherface en Erin, waarbij hij vervaarlijk met zijn kettingzaag zwaait, maar je geen moment gelooft dat hij haar ook echt te grazen zal nemen. Zij houdt – als een moderne actieheldin – steeds het hoofd koel, en zorgt er zo voor dat je ook als kijker geen moment echt wanhoopt.

Een ander probleem met deze film is dat hij té goed geproduceerd is, waardoor alle scherpe randjes zijn verdwenen en de horror niet meer tot voorbij het scherm reikt. De belichting is te artistiek verantwoord, de montage dusdanig volgens het boekje dat sommige shots van een opduikende Leatherface in feite worden aangekondigd; dit alles gaat ten koste van het snuff-achtige realisme dat het origineel zo potent maakte. Ook verdwenen is de complete redeloosheid achter Leatherface’s gruwelijke daden: in deze film wordt zijn gedrag verklaard met een moeilijke jeugd, waarin hij veel gepest werd met zijn uiterlijk… Eindresultaat: een effectief gecastreerde horrorfilm, en een gemiste kans.