Er bestaat een lange traditie van films waarin geweld een hoofdrol krijgt toebedeeld vaak ter vermaak, in de betere gevallen met een toegevoegde esthetische of psychologische dimensie. Filmmakers steken bloed, zweet en tranen in de minutieuze choreografie van vechtscènes, storten bakken met geld in het uitgebreid stagen van shoot-outs. En dan komt er een film als A History of Violence voorbij en besef je ineens dat vrijwel geen van die ontelbare geweldsscènes ook maar enig inzicht bood in de werkelijke aard van geweld. Wat is de bron van geweld, wat is de uitwerking ervan op het lichaam én op de psyche? Welke plek heeft fysiek geweld in onze moderne beschaving, waarin agressie zoveel mogelijk wordt gesublimeerd? De nieuwe film van David Cronenberg werpt interessante vragen op en komt wel degelijk met treffende inzichten.
Cronenberg, de Canadese meester van de body-horror, heeft een diepgeworteld besef van lichamelijkheid, dat hij als geen andere regisseur kan overbrengen op zijn publiek. Films als Videodrome en The Fly, waarin koud hard metaal op pijnlijke, gewelddadige wijze een verbintenis aangaat met zacht menselijk weefsel, confronteren de kijker op acuut voelbare wijze met het feit dat wij niets meer zijn dan uiterst kwetsbaar vlees, bloed en botten. In deze stripverfilming blijft de typische, barokke Cronenberg-beeldtaal grotendeels achterwege, maar de thematiek van het verhaal is hem op het lijf geschreven.
De strip-oorsprong van de film is het duidelijkst herkenbaar in het eerste gedeelte van de film, waarin met brede stroken het idyllische leven wordt geschetst van een All-American gezin in een plaatsje in de Midwest, het soort plek waar iedere zondag de zelfgebakken appeltaarten staan af te koelen in de vensterbank. Tom Stall is de vriendelijke, populaire uitbater van zijn eigen lunchroom, zijn mooie vrouw Edie heeft niet alleen het uniform maar ook het figuur uit haar cheerleadertijd gehouden en ze hebben twee gezonde, intelligente kinderen. Iedereen kent elkaar bij de voornaam en misdaad lijkt zo ver weg dat het stadje toe kan met één seniore sheriff.
Cronenberg dient deze geborgen microcosmos een injectie van nietsontziend geweld toe. Twee ijskoude moordenaars rijden het stadje binnen wanneer net hun geld op is; reden genoeg om Toms diner binnen te lopen en hun pistolen te trekken. Tom Stall, zachtaardige huisvader, maakt de twee overvallers op huiveringwekkend efficiënte wijze van kant. Hij wordt in de media bejubeld vraagtekens bij zijn dodelijke actie blijven achterwege en door zijn bescheidenheid (of is het iets anders?) lijkt hij de ideale held tegen wil en dank. Maar bij Cronenberg is niemand zonder zijn duistere kanten. Kort na de overval schuift een stel gangsters onder leiding van Carl Fogarty (Ed Harris) aan in de diner. Fogarty kijkt Tom in de ogen en weet, honderd procent zeker, dat hij Joey Cusack uit Philadelphia voor zich heeft. En met Joey, het jongere broertje van misdaadbaas Richie Cusack, heeft Fogarty nog een appeltje te schillen. Eén blik in de ogen van Tom is genoeg om te beseffen dat Fogarty zich moet vergissen, zo ook voor Edie. Maar het is te laat om het geweld de rug toe te keren; het heeft zich al in huize Stall genesteld, als een infectie.
A History of Violence draait niet om de vraag of Tom Stall in werkelijkheid Joey Cusack is; die vraag wordt halverwege de film al beantwoord. Belangrijker is de vraag of Tom of de moderne, beschaafde mens zijn eigen gewelddadigheid kan ontlopen; of de duistere veroveraar in ons, die zijn rivalen de hersens wil inslaan en hun bloed wil drinken, ooit het zwijgen kan worden opgelegd. En of het in werkelijkheid niet zo is dat zij die vertrouwd zijn met hun duistere kant, met het daadwerkelijke gebruik van geweld, een streepje vóór hebben in de struggle for life. Wie goed naar deze film kijkt zal vaststellen dat Tom Stall geen verzinsel is, geen banale dekmantel voor een ondergedoken boef, en tegelijkertijd dat hij wel degelijk de natural born killer is die Fogarty in hem ziet. Tom wijst zijn talent voor geweld af omdat dat zo hoort, maar het is de killer die zijn gezin beschermt, die zijn vrouw neemt zoals ze genomen wil worden en zijn pacifistische zoon op andere gedachten brengt. Het geërfde killer instinct zet de geschiedenis van het geweld voort.
Cronenbergs visuele stijl is hier voor zijn doen sober, maar de zeldzame shots waarin hij stilstaat bij de destructie die gepaard gaat met bijvoorbeeld een schot in het gezicht zijn van een gruwelijke schoonheid, en sorteren net zon sterk effect als de bizarre taferelen uit zijn vroegere films. Ook zijn cast is in topvorm. Viggo Mortensen is meesterlijk ambigu als Tom Stall, zonder nadrukkelijk innerlijk verscheurd te zijn. Ed Harris straalt in zijn bijrol een ongekend dreigend aura uit en de nog kleinere, bijna absurdistische rol van William Hurt als Richie Cusack, is op zichzelf al de prijs van een bioscoopkaartje waard. Hurt doemt op tijdens de derde akte, waarin het stripkarakter van de film weer aan de oppervlakte komt en het verhaal een karikaturaal tintje krijgt. Dat werkt een beetje bevreemdend, maar het zorgt ook voor een scherp contrast tussen de wereld die Tom wil veiligstellen en de wereld die hij moet betreden om dat te kunnen doen. Een leven zonder bloedvergieten iets wat de meesten onder ons als vanzelfsprekend beschouwen moet met geweld worden veroverd; er is geen licht zonder duisternis.