De Brit Anthony Hopkins was eigenlijk een beetje een laatbloeier. Hoewel, hij mocht in 1968 al het scherm delen met Peter OToole en Katherine Hepburn in The Lion In Winter, hij had in 1977 een rol in het oorlogsdrama A Bridge Too Far, in 1980 een belangrijke rol in The Elephant Man en won in 1976 en 1981 een Emmy. Toch brak hij pas echt door bij het grote publiek op 54-jarige leeftijd, als Dr. Hannibal Lecter in The Silence Of The Lambs. Sindsdien keerde hij twee keer terug in die rol. Hopkins speelt vaker een vileine schurk, maar ook een rol als gereserveerde stijve Brit is typerend voor hem. Daarnaast heeft hij zich ingeleefd in heel wat echt bestaande figuren. Dat doet hij nu opnieuw en dit keer als ene Burt Munro, een naam die bij de meeste mensen geen belletjes zal doen rinkelen.
Burt Munro is in 1967 een excentrieke gepensioneerde man, die zich voornamelijk bezighoudt met het onderhouden van zijn Indian, een ouderwetse motor uit de jaren 20. Af en toe rijdt hij erop, maar er is in de buurt van zijn woonplaats Invercargill, Nieuw-Zeeland geen goede plek om de snelheid van zijn motor echt goed uit te kunnen testen. Dus, als hij eindelijk genoeg geld heeft gespaard, vertrekt hij richting de Bonneville zoutvlaktes in Utah, in de Verenigde Staten, om daar de Speed Week mee te maken. Om daar te komen moeten hij en zijn motor een lange, bijzondere reis afleggen. Hij komt o.a. een vriendelijke travestiet, een Indiaan, een eenzame oude vrouw en een beroemde racer tegen, die hem helpt met het omzeilen van de regels van de Speed Week.
Het verhaal, half roadmovie en half sportfilm, zit vol clichés en is vrij voorspelbaar. Maar dat hindert geen moment dankzij Anthony Hopkins fabuleuze vertolking van Burt Munro. Hij maakt van de oude excentriekeling zon ontzettend innemend en ontwapenend personage, dat filmkijkers erg blij mogen zijn dat hij op zijn 68e nog zo actief is als acteur. Het is een puur genot om te kijken naar de interactie tussen hem en de andere personages, en tussen hem en de motor. Daarnaast moet ook gezegd worden dat het karakter goed geschreven is, vooral zijn doorzettingsvermogen is bewonderenswaardig. Het is echter de vraag of dit toe te schrijven is aan het script, of aan de echte Burt Munro. Dat de vele kleine bijrollen over het algemeen ook goed bezet zijn, is niet meer dan een aardige bijkomstigheid.
Overigens zijn er wel meer zaken degelijk verzorgd. De muziek van J. Peter Robinson past goed bij de avontuurlijke geest van de film, en doet denken aan de excellente score van American Beauty van Thomas Newman. De verscheidene races zijn mooi in beeld gebracht en hebben eigenlijk best iets spectaculairs. Maar toch staat dit alles in de schaduw van Hopkins, die ervoor zorgt dat de kijker toch meeleeft met het verhaal, hoewel dat nauwelijks verrast en vooral in het laatste stuk de gebaande paden van de sportfilm volgt. Wat humor en Munro doen dit teniet en maken van The Worlds Fastest Indian ouderwets vermaak dat menig kijker met een glimlach op het gezicht de bioscoop zal doen verlaten.