De laatste jaren keert men in de Amerikaanse cinema regelmatig terug naar de jaren zeventig. Films worden in die tijd gesitueerd, zijn duidelijk beïnvloed zijn door de Amerikaanse jarenzeventigcinema, of zijn er zelfs letterlijk een eerbetoon aan. Dit leidde niet alleen tot een aantal remakes, maar ook tot de heropleving van bepaalde filmtrends, zoals de harde bloederige horror en de wraakfilm (beide trends liepen nog tot ver in de jaren tachtig door). Een van de klassiekers van dat genre, Death Wish werd recentelijk zo goed als opnieuw gemaakt als The Brave One, met Jodie Foster in plaats van Charles Bronson. Nu enkele weken later, krijgen we het vervolg op het originele Death Wish, in de vorm van Death Sentence.
Nee, niet het vervolg van de film met Bronson, maar een verfilming van het boek dat destijds een vervolg was op het boek waarop de eerste Death Wish-film gebaseerd was. Brian Garfield schreef drie jaar na Death Wish een vervolg, dat een jaar na de verfilming van het eerste boek uitkwam. Dit boek heeft niets te maken met de vier vervolgen op de film, die Garfield stuk voor stuk afwees als zinloos en ranzig. Iemand dacht kennelijk dat het een goed idee was om alsnog een filmversie van Death Sentence te maken en nu, 32 jaar na de uitgave van het boek, is dat gebeurd.
Waarom is niet echt duidelijk. Want de film doet de cinema van de jaren zeventig nauwelijks herleven, maar voelt vooral aan alsof hij zon vijfentwintig tot dertig jaar te laat is gemaakt. De vreemde moraal van de film helpt daarbij ook niet. Aan de ene kant zijn daar het zogenaamde falen van het rechtssysteem, wat de acties van de hoofdpersoon zou moeten rechtvaardigen. Op die manier wordt de suggestie gewekt dat zijn wraak in eerste instantie goed is en kunnen we opgelucht van zijn geweldsdaden genieten. Aan de andere kant berokkenen de wraakacties de hoofdpersoon en zijn gezin alleen maar meer schade en daalt de protagonist af tot hetzelfde lage niveau als de bendeleden op wie de wraak wordt uitgeoefend.
En dan nóg is de rechtvaardiging problematisch. Nick Hume heeft in het begin haast een perfect, buitenstedelijk gezinnetje, met een mooie vrouw, een goedbetaalde baan en twee brave kinderen van wie de oudste een ijshockeyster is. Hij wordt op een ongelukkige avond voor Nicks ogen vermoord door een jong bendelid dat als initiatie tijdens een roofoverval van een tankstation een onschuldige omstander moet doden. Nick krijgt daarna de kans deze jongen te identificeren en voor een aantal jaren de gevangenis in te sturen.
Hij vindt de voorgestelde straf echter te licht en besluit zelf voor rechter te spelen: de jongen wordt vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs en vervolgens vermoord door Nick. Probleem is dat de dode jongen het kleine broertje van het bendehoofd is en er dus nog vele ogen om ogen en tanden om tanden zullen volgen. Nicks besluit om niet te getuigen en zelf een straf uit te delen kost zowel hem als het bendehoofd hun hele families, en uiteindelijk lijkt Nick zelfs qua uiterlijk op de bendeleden. Alsof de van-dik-hout-zaagt-men-plankensymboliek op dat moment nog niet genoeg is, wordt de gelijkenis ook nog even in dialoog voor de kijker uitgespeld.
Death Sentence is een film die de moraliteit van vergelding wil verkennen. Wraak wordt uiteindelijk afgekeurd, maar tegelijkertijd wil de film de kijker plezieren met gewelddadige wraakacties. De makers struikelen over deze paradoxale houding en Kevin Bacons sterke acteerwerk sneuvelt ergens daartussen. Hierdoor is Death Sentence noch een intelligente blik op revanche, noch een bevredigende wraakfilm geworden, waarbij vooral de poging tot intelligentie jammerlijk gefaald, geforceerd en ongeloofwaardig is.