Als Martin Scorsese een nieuw project aankondigt, dan ritselt het celluloid een beetje. En niet zonder reden, want de regisseur heeft al zo'n veertig jaar lang een ongenaakbare reputatie. Daarom ritsel ik als kijker altijd een beetje mee. In Shutter Island werkt de filmmaker bovendien voor een vierde maal samen met Leonardo DiCaprio, een verbond dat beide heren in het verleden geen windeieren legde.
Na het biografische The Aviator en de remake The Departed, zet Scorsese zijn carrière nu voort met een boekverfilming. Dennis Lehane zette het verhaal oorspronkelijk op papier en dat zijn boeken tot sterke films kunnen worden bewerkt is meermaals bewezen. Lehanes Mystic River werd onder regie van Clint Eastwood succesvol verfilmd en Gone Baby Gone werd zeer verdienstelijk geadapteerd door Ben Affleck. Ook de rechten van zijn laatste boek zijn alweer verkocht. Het is nu louter gokken welke grote naam daar mee aan de haal gaat. Lehane ligt goed in de markt.
Dat geldt ook voor Scorsese. Hij is de reden dat dit verhaal op het grote doek zo enorm beklijft. Federaal agent Teddy Daniels moet samen met zijn partner Chuck Aule een ontsnapte psychiatrische patiënte opsporen. De opdracht lijkt niet al te moeilijk, maar een instelling die enkel onderdak biedt aan mentaal gestoorde criminelen is nou niet bepaald de fijnste plek om op onderzoek uit te gaan. Bovendien is het de zwaarst bewaakte kliniek op aarde. Gelegen op een eiland en gehuisvest in een legerfort moet het onmogelijk zijn om daar zoek te geraken.
Het verhaal speelt zich af in 1954. De Tweede Wereldoorlog is net achter de rug en de dreiging van de Russen is aanwezig. Dat Daniels de bevrijding van kamp Dachau heeft meegemaakt, zien we meermaals in flashbacks in donkere, gure kleuren. Dode kinderen in de sneeuw; geen pretje voor het oog. Maar zijn de Amerikanen een haar beter dan de Duitsers? Het vermoeden dat er op Shutter Island proeven worden gedaan met patiënten wordt steeds sterker als het duo wordt tegengewerkt door de hoofdarts ter plaatse. Ook het overige personeel is niet blij met hun komst. Als een storm de terugkeer naar het vasteland onmogelijk maakt, zijn de rapen gaar.
Martin Scorsese speelt Cluedo met zijn publiek. Een fort, morbide inwoners, geen uitweg en van hint naar hint tot een dader komen. Toch, waar het huiskamerspel gezelligheid nastreeft, is de regisseur er vooral op uit om een ongemakkelijk gevoel los te peuteren. Dat doet hij met verve. Er zijn weinig thrillers die zo unheimisch zijn verfilmd als deze. Al bij aankomst op het eiland is duidelijk waar Scorsese heen wil. En als het gietijzeren hek van de kliniek achter de twee agenten dichtslaat, lijkt er geen uitweg meer mogelijk.
De patiënten zijn oprecht gestoord en de therapeutische intenties van de hoofdarts lijken zuiver. Scorsese zou gedegen onderzoek hebben gedaan naar de behandelingstechnieken in psychiatrische instellingen in de jaren vijftig. Een decennium waarin lobotomie de oplossing was voor ongeneeslijk gestoorden en vastbinden een effectieve manier om patiënten koest te houden. De regisseur houdt een sfeer van onbehagen vast en plaatst die als last op de schouders van zijn kijker. Aangenaam onaangenaam.
De cast helpt goed mee om zijn film mysterieus te houden. Leonardo DiCaprio en Mark Ruffalo vormen een stevige basis als agenten. Vooral die eerste lijkt met elke rol die hij voor Scorsese speelt te groeien. Het jongetje uit Titanic is hij al lang niet meer en dat reflecteert in zijn spel. Opmerkelijk is dan ook dat hij vaak onder vuur wordt genomen door critici, terwijl hij zelden slecht is. Ruffalo komt er makkelijker vanaf in de kritieken, hoewel hij als bijrolacteur natuurlijk minder verantwoordelijkheid draagt. Slecht is hij overigens evenmin.
Uitblinken doen Ben Kingsley en Max von Sydow als artsen. Ze kennen het belang van hun rol en gaan daarin op. De scheve moraal die ze er wel of niet op nahouden maken ze invoelbaar in hun mimiek, stem en intonatie, hun betrouwbaarheid blijft twijfelachtig. Driewerf chapeau voor beide heren. Gesteund door make-upeffecten maken patiënten Jackie Earle Haley en Elias Koteas de naargeestige prent ten slotte compleet.
Vanzelfsprekend zijn zowel de sfeer als de acteerprestaties kunstig gevangen op de filmstrip. Robert Richardson speelt met licht en duisternis alsof ze zijn marionetten zijn. De cinematograaf won al een Oscar tijdens een eerdere samenwerking met de regisseur en schoot onlangs nog Inglourious Basterds voor Tarantino. Het uitblijven van vrolijke kleuren in deze film is een logische keuze, want wie heeft dat immers nodig op een psychiatrisch eiland, zo ver van de kust en in een herfststorm bovendien? Niet Scorsese, niet de patiënten en zeker niet het publiek.
Het moet de filmmaker worden nagegeven: hij maakt zijn status andermaal waar. Vorig decennium liet hij hier en daar een steekje vallen (The Aviator was over de gehele strekking niet altijd even sterk en het zijplot met Cameron Diaz in Gangs of New York werd geforceerd opgedrongen), maar deze start in de jaren tien kon niet veel beter. Dat het verhaal losstaand van de rest een clicheetje of wat bevat doet er niet toe. Dat het einde al een keer of wat eerder is gedaan maakt ook niet uit. De oude rot maakt zijn beste film sinds jaren.