De pas twintigjarige Canadees Xavier Dolan heeft talent. Zoveel is wel duidelijk na het zien van J'Ai Tué Ma Mère. Dolan schreef het scenario, regisseerde de film én speelde de hoofdrol. En dat heeft een prima debuutfilm opgeleverd die reeds meerdere prijzen wist te winnen. Op het festival van Cannes kreeg de film maar liefst drie onderscheidingen, waaronder de Prix Regards Jeune, en op het festival van Rotterdam won de film de MovieSquad Award. De film zit dan ook goed in elkaar en kent scherpe dialogen, sterke acteurs, bijzondere karakters, een ongewone cameravoering en fijne muziek. Toch balanceert de film regelmatig op het randje van pronkzuchtige aanstellerigheid.
J'Ai Tué Ma Mère (ik heb mijn moeder vermoord) vertelt het verhaal van de verwarde puber Hubert Minel en de moeizame relatie met zijn moeder. Moeizaam is wellicht niet het juiste woord; de twee kunnen elkaar niet uitstaan. Hun conversaties bestaan vooral uit het naar elkaar toe schreeuwen van verwensingen en dreigementen. En dat schreeuwen gaat de hele dag door. Wanneer het Hubert te veel wordt, zoekt hij troost bij zijn vriend Antonin of bij een begripvolle lerares. De verhouding met zijn moeder wordt er echter niet beter op en wanneer de situatie uit de hand dreigt te lopen, stuurt zij hem naar een internaat. Dat is echter ook het moment waarop duidelijk wordt dat de twee intens veel van elkaar houden.
Dat de twee continu ruzie maken is ergens wel te begrijpen. Hubert is namelijk een dwarse en onbesuisde puber met ontluikende homofiele gevoelens, en zijn moeder is een ongeïnspireerde burgertrut met een slechte kledingsmaak en een afkeer van koken. Dat maakt het voor de kijker niet altijd even makkelijk. Het is sowieso al niet echt prettig om anderhalf uur naar twee mensen die continu ruziemaken te kijken, maar wanneer het ook nog eens moeilijk is om affectie voor de twee protagonisten op te brengen, wordt het wel heel lastig. Het gevaar van irritatie ligt daarom steeds op de loer. Dat geldt ook voor de manier waarop Dolan met enige regelmaat uit de literatuur en de andere kunsten citeert. De toegevoegde waarde daarvan is niet altijd even duidelijk en riekt vooral naar opzichtig gekoketteer. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de manier waarop Dolan te pas en te onpas gebruik maakt van een digitale handheldcamera, bevreemdende effecten en droombeelden.
Toch komt Dolan er aardig mee weg. Het semiautobiografische verhaal is te indringend en te puur om af te doen als puberaal gekunstel en het is knap om te zien hoe Dolan zijn eigen ervaringen weet te verwerken in een universeel en treffend verhaal over menselijke relaties. Zijn hoofdpersoon is weliswaar onuitstaanbaar, hysterisch en tegendraads, maar bij vlagen toch ook vertederend en aangrijpend. En dat geldt ook voor zijn alleenstaande moeder die vooral onbeholpen en verward is. Dolan weet de frustratie en absurditeit van deze relatie zeer knap te duiden en slaagt erin de irritatie voor te blijven door er de nodige humor in te verwerken. J'Ai Tué Ma Mère is daarom geen loodzwaar drama geworden. De film is vooral een zeer intrigerend portret van een moeder-zoonrelatie. Een moeder en zoon die niet met, maar ook niet zonder elkaar kunnen.