Dat Des Hommes et des Dieux, een trage, bij vlagen hermetische arthousefilm, in Frankrijk en België al zon groot commercieel succes is geworden, zegt natuurlijk al iets. De onderwerpkeuze, de kracht van religie in tijden van crisis, raakt blijkbaar een snaar bij kijkers die behoefte hebben aan zingeving in een tijd waarin dat steeds moeilijker te vinden is. In die zin zou de film ook in Nederland weleens hele goede zaken kunnen doen.
De film van regisseur Xavier Beauvois, in Cannes bekroond met de grote prijs en inmiddels ook verkozen tot de Franse Oscarinzending, is gebaseerd op een waargebeurd incident en speelt zich af in 1996 in een klooster, ergens in Algerije. Daar leven acht Franse monniken in volstrekte harmonie met de islamitische dorpsgenoten. Alles gaat jaren goed tot terreur en geweld de regio steeds meer beginnen over te nemen. Als fundamentalistische groeperingen een aantal buitenlandse werknemers vermoorden, beginnen de monniken zich af te vragen of het wel veilig is om in hun klooster te blijven. Ondanks hun twijfels besluiten ze niet te zwichten voor de terreur en vertrekken ze niet, daarbij troost vindend in hun sterke geloof.
Het komt niet zo heel vaak meer voor in de hedendaagse cinema dat religie in zon positief daglicht wordt gesteld. Beauvois heeft aandacht voor de schoonheid van het geloof, en laat daarbij ook zien hoe verschillende culturen en religies in perfecte harmonie met elkaar kunnen samenleven. Ook voor de rituelen van de monniken is veel aandacht en de respectvolle wijze waarop hun gebeden in de film in beeld worden gebracht roept bewondering op.
Maar uiteindelijk gaat Des Hommes et des Dieux met name over de persoonlijke afwegingen van de acht monniken, die voor zichzelf moeten uitmaken om te blijven of te vluchten voor het gevaar. Beauvois trekt veel tijd uit voor onderlinge discussies en laat daarbij op fraaie wijze zien hoe iedereen worstelt de juiste beslissing te maken.
Uiteindelijk lukt het broeder Luc (Lambert Wilson, met name bekend van zijn rol in de laatste twee delen van de Matrix-trilogie) iedereen ervan te overtuigen dat het beste zou zijn om voet bij stuk te houden en te blijven vertrouwen in kracht van God. De monniken voelen zich ook verantwoordelijk voor de dorpsgenoten die geterroriseerd worden door het geweld en bij hen aankloppen voor medische steun. Het is een knappe prestatie van Beauvois dat die verantwoordelijkheid nooit omslaat in een soort postkolonialistisch superioriteitsgevoel, dat natuurlijk wel altijd op de loer ligt. Alsof de Algerijnse dorpelingen per definitie behoefte hebben aan de aanwezigheid van Franse monniken.
Zo ligt het helemaal niet. De monniken blijven, omdat ze een belofte hebben afgelegd aan elkaar en aan God. Ze zijn zich bewust van de gevolgen van hun keuze, maar wijken niet. Dit wordt schitterend benadrukt in een zeldzaam ontroerende scène aan het eind van de film als de acht hun laatste avondmaal aanvatten met de muziek van Tsjaikovskis Zwanenmeer op de achtergrond. Je zou er bijna gelovig van worden.