Sonny Boy is de verfilming van de bestseller van Annejet van der Zijl, gebaseerd op een waargebeurd verhaal over een verboden liefde aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Maria Peters (Kruimeltje, Afblijven) schreef mee aan het scenario en nam tevens de regie voor haar rekening. Daarnaast was er een voor Nederlandse begrippen groot budget beschikbaar. Genoeg ingrediënten dus om van Sonny Boy een groots en meeslepend epos te maken. Helaas is dat niet helemaal gelukt. Peters geringe ervaring met serieuze dramas, laat staan met grote epossen, blijkt uit het matige scenario, de casting en de performances van de acteurs. Het grote budget betaalt zich gelukkig wel positief uit in een fantastisch productiedesign.
Als Waldemar Nods in de jaren twintig van Suriname naar Nederland emigreert, wordt hij allesbehalve hartelijk ontvangen. Als hij na een maand het huis van zijn halfbroer moet verlaten vindt hij een kamer bij de moderne en vrijdenkende Rika van der Lans. Ze heeft vier kinderen maar woont apart van haar zwaar gelovige man. De blanke Rika krijgt een affaire met de zeventien jaar jongere, zwarte Waldemar en ze wordt zwanger. Ondanks alles kiezen ze voor elkaar in een tijd waarin niemand daar begrip voor heeft. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt steken de twee hun nek uit door in hun pension plaats te bieden aan onderduikende joden. Wat ze inmiddels wel geleerd hebben, wordt opnieuw bewaarheid: elke daad heeft zijn consequenties.
Maria Peters schrijft en regisseert met Sonny Boy voor het eerst geen kinder- of puberfilm, iets waar ze in het verleden ruimschoots haar sporen mee heeft verdiend. Ze kreeg de supervisie over een langlopend project dat een groots epos moest worden en er werd een passend budget gevonden. Achteraf blijkt dit allemaal toch niet genoeg te zijn geweest om het meeslepende epos te maken waar de makers duidelijk op uit waren.
De grootste oorzaak hiervan ligt bij de basis: het scenario. Het bevat dialogen die niet soepel lopen of, erger nog, gemaakt overkomen; opmerkingen die geen mens zou maken (ook niet in 1920) en personages die meer weg hebben van een plat stereotype dan van een complex persoon van vlees en bloed. Daarnaast blijkt maar weer eens dat Nederland simpelweg een te klein land is om voldoende goede kindacteurs te herbergen. Net als de recente Dik Trom-film (die werd uitgesteld vanwege het niet kunnen vinden van een geschikte hoofdrolspeler), lijdt ook Sonny Boy aan het beperkte aantal getalenteerde kindacteurs.
Helaas zetten ook niet alle volwassenen even indrukwekkende performances neer. Met uitzondering van de relatief onbekende hoofdrolspeelster Ricky Koole (Lek, Wit Licht). Zij is helemaal op haar plek als nuchtere, sterke vrouw en draagt de film waar ze kan. De andere hoofdrolspeler Sergio Hasselbaink is nog minder bekend. Hij heeft zeker een goede kop voor de rol, maar een grandioos acteur is hij niet. Zijn performance is vlak en dat maakt zijn personage niet erg interessant.
In de bijrollen zitten, in tegenstelling tot de hoofdrollen, wel enkele grote namen zoals Anneke Blok, Gaite Jansen, Marcel Hensema, Jaap Spijkers en Martijn Lakemeier. De meeste van deze rollen zijn klein, maar met name Jansen en Hensema dragen op mooie wijze hun steentje bij aan het epos. Het is al vaker gezegd, maar Gaite Jansen kan bijna niet anders meer dan een hele grote worden.
Zowel de productie- als de productiedesignafdeling verdienen tot slot nog wel een groot compliment. De film bevat veel grote sets die goed gedoseerd zijn waardoor het epische gevoel consequent aanwezig blijft. Visueel gezien is de film dus zeer verzorgd, maar inhoudelijk wordt dit helaas niet aangevuld. Sonny Boy blijft daardoor een heel aardig epos, maar wordt nooit het epische meesterwerk waar de Nederlandse filmgeschiedenis zon gebrek aan heeft.