De sterke punten van De Grote Zwaen zijn op de eerste plaats de dialogen, die scherp en uitgebeend zijn, en in de tweede plaats het spel van Michiel Romeijn die trefzeker een heel naar mannetje neerzet. Ton Kas kan er trouwens ook wat van. Goede derde is Ruben van de Meer: deze drie pakken het beste de akelige manier van converseren op, waarbij een heel scala aan gesprekstechnieken wordt toegepast om zonder direct te gaan schreeuwen onaangenaam tegen elkaar te doen. Anniek Pheifer doet ook een duit in dat zakje als de niet geheel zuiver op de graat zijnde nieuwe vlam van Zwaen.
Zwak daarentegen is de uitbeelding van het hele schrijverswereldje. Dat begint er al mee dat Peter van de Witte aan de ene kant niet met genoeg flair de slapjanus speelt die hij moet neerzetten, erudiet noch welsprekend overkomt, en misschien daarom jammerlijk tekortschiet om de verwaandheid van zijn personage geloofwaardig te maken. Elke keer als hij in beeld komt schiet de irritatiemeter omhoog. Als zijn rol was gespeeld door een soort zweterige Michaël Zeeman, was het veel beter geworden. René van ’t Hof zet zijn uitgever veel te karikaturaal neer, en de rest van het schrijversvolk is een stelletje pratende figuranten. Dieptepunten zijn de helaas terugkerende droomscènes van de schrijver, die er niet uitzien, geen functie hebben en alleen maar vervelend zijn, net als de oubollige en licht opgeblazen muziek van Erik Jan Grob. Eindresultaat is een wisselvallige misdaadfilm zonder emotie, met als enig echt hoogtepunt het hilarische verhoor van Kas door van der Meer, afgesloten door nuttige informatie over het handen wassen na de grote boodschap.
Mr. Hulot
Zwak daarentegen is de uitbeelding van het hele schrijverswereldje. Dat begint er al mee dat Peter van de Witte aan de ene kant niet met genoeg flair de slapjanus speelt die hij moet neerzetten, erudiet noch welsprekend overkomt, en misschien daarom jammerlijk tekortschiet om de verwaandheid van zijn personage geloofwaardig te maken. Elke keer als hij in beeld komt schiet de irritatiemeter omhoog. Als zijn rol was gespeeld door een soort zweterige Michaël Zeeman, was het veel beter geworden. René van ’t Hof zet zijn uitgever veel te karikaturaal neer, en de rest van het schrijversvolk is een stelletje pratende figuranten. Dieptepunten zijn de helaas terugkerende droomscènes van de schrijver, die er niet uitzien, geen functie hebben en alleen maar vervelend zijn, net als de oubollige en licht opgeblazen muziek van Erik Jan Grob. Eindresultaat is een wisselvallige misdaadfilm zonder emotie, met als enig echt hoogtepunt het hilarische verhoor van Kas door van der Meer, afgesloten door nuttige informatie over het handen wassen na de grote boodschap.